IJsvrij
Ze zeggen dat je de weg niet op kunt. Maar ik kan dat. Ik weet zeker dat ik het nog kan.
Ik kijk naar de stapel spullen naast me. Koop ik nou zo vaak overbodige rotzooi, of is het echt zo lang geleden? “Waarschijnlijk allebei”, zeg ik hardop tegen mezelf terwijl ik verder graaf richting de verste hoek van de zolder. “Tijd om er iets aan te veranderen.”
Eindelijk zie ik daar een stukje van het patroon dat ik zocht. Breek nog bijna mijn nagel terwijl ik de oude sporttas tevoorschijn trek. Dat dit ooit in de mode was… Maar daar gaat het niet om. Ik trek de tegensputterende rits open en het eerste wat ik zie zijn de beschermers, die ik ook maar meteen loshaal. En dan kijk ik naar het blanke ijzer. Yes. “Yes!” Goed ingevet. Ik wist het; hoe lang je ze laat liggen maakt dan niet uit. Scherpgeslepen en geen plekje roest. Ik haal mijn hagelwitte kunstschaatsen uit de tas, doe de beschermers er weer om en trek ze aan. Wat kan mij het schelen. Al klunend de trappen af, jas aan, sjaal, handschoenen, muts en door de voordeur naar buiten. Halverwege de tuinpad begint het al. De beschermers gooi ik op de deurmat en daar ga ik.
Onwennig, want het is moeilijk vertrouwen als je onder je tegels en asfalt ziet. Maar al snel merk ik dat ik nergens bang voor hoef te zijn, de ijslaag is dik en overal doorzichtig, vrij van luchtbellen. Dus zet ik koers richting de andere kant van het dorp. Door de lege straten, langs stilstaande auto’s, en al snel sta ik voor de poort die ik zocht, die nooit meer veranderd is. Nooit ijsvrij gehad toen ik hier op school zat, dus ik heb wat in te halen. Ik duw op de klink die zonder moeite omlaag gaat. De onderkant van de poort schaaft over het ijs. Hij is open! Voor me ligt het schoolplein. Verlaten, een uitgestrekte spiegelgladde ijsvloer. Het pirouettenparadijs.