Muzieum
Het donker prikt in mijn ogen. Ik kan ze open doen, of dicht, het is hier allebei even vermoeiend. Dutten of slapen kan niet als je loopt, luistert, voelt. Voetje voor voetje, beetje bij beetje. Alertheid, maar geen informatie die op het netvlies valt. Mijn blik wordt naar ieder spoortje van licht getrokken dat langs de dichte deuren en gordijnen naar hier heeft weten te komen. Maar het grootste deel van de tijd is er niets, niets dan git- en gitzwart. Wanhopig proberen mijn ogen iets te registreren. Hoofdpijn, tot het moment dat ik weer uit deze kelder ben.
Stel je voor. Stel je voor dat de dag ooit echt zwart wordt, onomkeerbaar. Wat een hel, wat een nachtmerrie – letterlijk. Hoe lang zou het duren voor je aan het eeuwige donker gewend bent?
Het went nooit echt helemaal. Ik zie gelukkig nog wel een beetje met één oog, maar -zeker als je beter zicht gewend bent- went het nooit echt helemaal.
Kan ik me voorstellen. Het lijkt me dat je je vooral beperkt blijft voelen omdat veel dingen gewoon inherent moeilijker zijn en/of langer duren als je slecht ziet.
Klopt, ik las vroeger meerdere boeken tegelijk in een maand. Nu lees ik er één in diezelfde maand.
Lastig. Vooral omdat de maatschappij vaak toch al meer verwacht dan een mens redelijkerwijs kan doen in de beschikbare tijd.