Het was lang geleden dat ik de Nederlandse kust had gezien, te lang geleden. Vandaar dat Joyce mij vroeg of ik een keertje naar Scheveningen wilde komen! Dat laat ik mij natuurlijk geen twee keer zeggen (vragen?) en mijn verwachtingen werden waargemaakt, want Joyce is een hartstikke gezellige meid. Tel daar de zee en een lekker zonnetje bij op, en het strand dat is verbreed sinds ik voor het laatst in Scheveningen ben geweest: het is mooi geworden. Ze kunnen nu alleen wel opnieuw beginnen, want ik heb het halve strand in mijn schoenen meegenomen.
Oh ja Joyce, ondanks mijn ijverige gesmeer ben je niet de enige die verbrand is…
Reden voor een feestje, want dit is het vijfhonderdste bericht op mijn weblog. Dus haal een stuk taart en een glas cola tevoorschijn en vier het met me mee! Oké, eerlijk is eerlijk, ik houd niet van cola dus ik heb een kop thee bij de taart gedronken. Eigenlijk was het trouwens ook geen taart, maar vlaai. En eigenlijk was het voor de verjaardag van mijn zus. Details.
Waar was ik? Oh ja, vijfhonderd berichten is natuurlijk pas halverwege de échte mijlpaal van duizend. Als ik op hetzelfde tempo doorga bereik ik die op 26 juni 2018. Nou, het zal mij benieuwen of ik het tot dan volhoud (en of jullie tegen die tijd ook nog op mijn blog te vinden zijn haha (even de druk opvoeren)).
Uit conditie en tegen de wind. Het asfalt is niet eens stroef, maar mijn benen zijn net emmers water. En dan die rug, die nog wel het zwakste punt van al is: lichte of zware inspanning, de houding alleen maakt dat mijn onderrug het te verduren krijgt.
En ik had mezelf nog wel beloofd een goed tempo te kiezen op de weg terug, zodat ik in één keer door kon gaan. Die stomme wielen ook, het heeft nu wel weer lang genoeg geduurd. Ik verlang naar het ijsseizoen.
Eigenlijk ben ik een beetje boos. Ik denk aan jou, hoe je niets meer hebt laten horen, terwijl ik mijn vragen zo duidelijk gesteld had. Je kon niet genoeg benadrukken hoe belangrijk ik voor je was. Als collega. Voor een vriendschap kost ik zeker te veel moeite? Is het dat? Nou, daar trap ik dan mooi niet in, zo veel heb ik in dit korte leven wel geleerd.
Ongemerkt heeft mijn ergernis me stil doen staan. Ik zie een paaltje waarop ik besluit te gaan zitten om kwaad naar de hemel te staren. En dan realiseer ik me opeens: braamstruiken. Hier, op dit stuk weg staan braamstruiken en het is midden augustus, zoeken dus. Ik steek de weg over en dan zie ik het pas: er valt hier niks te zoeken. En dit zijn niet zomaar bramen, dit zijn bramen met een hoofdletter B. Wat zeg ik? BRAMEN! Prachtige dikke gitzwarte met een dun laagje spoorwegstof – het kan me niet schelen. Terwijl ik door de berm kluun komt er geen einde aan. Wat is er lekkerder dan vers fruit bij het sporten?
Mart Smeets: “Weet je wat de waarschuwing was? Ze is vast een bitch.”
Eva Jinek – op verontwaardigde toon: “Waar komt dat nou vandaan?”
Mart: “Weet ik niet, geen idee! Hebt u enig idee, meneer Moszkowicz?”
Bram Moszkowicz: “Geen idee, meneer Smeets.”
Eva: “Het enige juiste antwoord.”
Die laatste vier woorden vertellen mij precies waar het vandaan komt.
Hij rijdt door de Peel. Ik houd van de Peel, maar als je er om acht uur ’s ochtends doorheen komt en om tien uur ’s avonds weer was het een lange dag. Al helemaal als je bedenkt dat ik heel die dag les gegeven heb.
Examentraining. Voor het vijfde jaar, maar als het goed is was dit de laatste dag. Want binnenkort gaat er een beurs voor mij worden aangevraagd, een beurs voor een promotieplek.
De laatste keer, en dat voelt raar. Enerzijds lucht het me op: de werktijden zijn lang en de druk is hoog. De pruttel die ik op het lab heb wacht wel een paar minuten, een kwartier, of desnoods een uur, maar voor een leerling zijn minuten lang. Voor mij zijn ze kort, als mijn concentratievermogen het af laat weten na al die uren werken.
Anderzijds zijn er de dankbare leerlingen, en de steeds weer nieuwe collega’s die allemaal hun charmes hebben. Dat nooit meer?
Hoe dan ook, ik hoop dat het de laatste keer was. Tijd voor een echte baan, die baan waarvoor ik ben opgeleid.
Eigenlijk heeft Jack alles al gezegd over vliegen:
“Onder meej giet ’t land vurbeej,
vliegtuug werkt zich umhoeg
Wolken door, nog twelf oor,
en ’t zonlicht dat brandt in mien oeg”
In een paar zinnen. En ik merk nu pas hoe waar het is. Maar toch is het deze keer een beetje anders. Ik zit achterover, het licht in mijn gezicht en Limburg in mijn oren. Het is de zonsondergang. Het mooiste moment van de dag dat vandaag, voor mij, drie uur duurt. Daar, in de verte onder die zon ligt Limburg, Brabant, Nederland, en terwijl kleuren weerkaatsen in mijn appelsap weet ik wat ik schrijven moet. Er is veel te veel over Rusland te vertellen, maar dit is waar ik begin.
Ik maak een tekening af om er niet thuis aan gewerkt te hebben.
(Fragment: Jack Poels – Rowwen Hèze, ’t Beste van 2 Werelden, 1999)
Woensdag, 19:54
Ik zit in de trein met allemaal andere studenten met koffers. Studenten voor wie het al weekend is, of studenten voor wie de week nog beginnen moet. Maar voor mij niet, want ik ben de enige die naar Zürich gaat.
Woensdag, 22:16
Ik zit in de trein met allemaal andere studenten met koffers. We gaan allemaal naar Zürich, maar ik ben de enige die een hokje voor zichzelf heeft. Ik doe het gordijn open, en zie Duitsland in de nacht. Boven mijn hoofd wiebelt een spook. Het is mijn eigen jas.
Donderdag, 8:59
Ik zit voor de tweede keer te ontbijten, en voor de tweede keer met een croissant. Ik weet nu al dat ik dit ga missen als ik thuiskom.
Donderdag, 10:42
Wow. Heb je dat gebouw gezien? Hadden we dat in Nijmegen maar, nee, onze campus is maar zielig als je het zo bekijkt.
Donderdag, 17:08
Wow. Heb je die apparatuur gezien? Zie bovenstaande opmerking. Al hebben wij natuurlijk wel de sterkste magneet. Maar daar heb ik zelf vrij weinig aan.
Vrijdag, 11:19
In Basel weten ze ook hoe je mooie gebouwen maakt.
Vrijdag, 18:01
We staan in een stampvolle trolleybus met een chauffeur die een half Schwyzerdütsch cabaret over ons uitstort, we moeten allemaal onze buik inhouden omdat de bus anders te zwaar beladen is.
Vrijdag, 21:21
Ik zit aan tafel met een heleboel studenten, en ik ben de enige die zijn toetje niet eet. Maar daar weten de anderen wel raad mee. Ondertussen richten we een band op.
Zaterdag, 11:52
We lopen langs het meer in de stad en maken foto’s. De zon brandt. Vakantie.
Zaterdag, 19:44
Ik zit in de trein met allemaal andere studenten met koffers, maar ik ben de enige die het raadsel heeft opgelost. De bedenker en ik liggen in een deuk terwijl de rest moeilijk kijkt.
Zaterdag, 21:35
Ik ren heel hard om Veolia te halen. Gelukkig heb ik net iets meer dan één minuut.
Zaterdag, 21:38
Ik zit in de trein. Andere studenten? Niet op zaterdag zo te zien, of anders ben ik de enige die een koffer heeft.
In alle vroegte loop ik door de ochtendmist. Vogels kwetteren en hanen kraaien, het is een drukte van jewelste in de bomen.
Maar al is het nog zo’n mooie dag, er hangt een dikke laag melancholie over het land.
Het is het lot, dat als een mes boven onze hoofden hangt. De angst is niet langer wat morgen komen zal: het gevaar lijkt overal te zitten. Die angst verziekt onze dagen. Veroorzaakt de rusteloosheid.
Ik zou willen dat ik thuis gebleven was, maar tegelijkertijd ben ik blij dat ik gaan kon. Vandaag zal ik mijn plek niet vinden. Dat kan hoogstens morgen, als de telefoon tenminste maar vertellen wil dat de zorgen voor niets zijn geweest.
Tot dan zal ik zoeken, zal ik vechten als een dolle tegen dit gevoel, al weet ik al dat ik niks zal kunnen vinden.
In het midden van de coupé vond ik een mooi plaatsje. Ik ging zitten en las op de tas van de jongen tegenover me: “little things can make a big difference”.
Sure, dacht ik, want ik viel als een blok voor die tekst. Maar waarschijnlijk had hij met zijn tas al iemand anders ingepalmd. Mannen die zo goed gekleed gaan zijn meestal niet single.