Ik wist niet dat je zo ziek kon worden van een simpele verkoudheid. Mijn snot had minstens drie kleuren van de regenboog. Met pijnstillers viel er niks tegen de keelontsteking te beginnen. Ik heb mijn ribben bont en blauw gehoest, dag en nacht, de Elfstedentocht schaatsen is er niets bij.
Vandaar de onverwachte blogpauze. Het zal de proefschriftstress wel zijn die er voor gezorgd heeft dat een stom virusje vrij spel had. Behalve een blogpauze had ik ook een fiets- en stofzuigpauze – mijn ov-chipkaart heeft overuren gedraaid en mijn kamer zag eruit als een ontplofte apotheek – maar een proefschriftpauze was er niet bij. Met bloeddoorlopen ogen heb ik uren naar een beeldscherm zitten staren. Maar niet getreurd, nu ben ik weer bijna beter en mijn proefschrift is bijna af. Er loopt alleen nog af en toe een traan over mijn wang omdat mijn oog heeft besloten overtollig traanvocht te gaan produceren. Nee, wacht, ik bedoel natuurlijk: omdat ik jullie zo mis.
Station Deventer, voor de weet-ik-hoeveelste keer. Zo vaak stond ik hier en keek ik hoe de trein in de verte verdween. Al zo’n eind van huis, en dan ging die trein nog verder. Over de rails in het donker recht het onbekende in.
En nu is het al de zoveelste keer dat ik in die trein blijf zitten, zelf voor mijn gevoel van de wereldkaart verdwijn. De trein maakt zich gelukkig geen zorgen en rijdt rustig door.
Voor de weet-ik-hoeveelste keer, maar voor mij is het de laatste keer. Want de afteller is bijna klaar.
Treinstel 353 rijdt het station binnen. Jack, is mijn onwillekeurige eerste gedachte. Dat maakt het treinreizen altijd nét een beetje leuker. En dan zie ik dat Jack niet meer is op deze trein. Zijn afbeelding heeft plaats moeten maken voor grauwe, lege metalen platen.
Ik ga op een van mijn favoriete plekken zitten, dicht bij het motorstel met mijn gezicht richting de voorkant van de trein. Het gebrom dat de hele coupé doet trillen, de snelheid die steeds maar toeneemt, en dan de gedachte aan Rowwen Hèze. Dat deed altijd goed. Toen ik afscheid nam van het dagelijkse treinreizen wist ik dat die momenten nog niet uit mijn leven gesloten waren.
Maar een tijdperk is binnenkort voorbij. Alsof de negen jaren niks waren. De treinen worden al gestript, een andere vervoerder gaat overnemen en de Maaslijn wordt geëlektrificeerd. Geen Jack meer, geen diesels meer, geen foto’s meer van een trein in de Vierlingsbeekse weilanden zonder een oerwoud aan palen.
Maar het getal 353 blijft voor mij altijd verbonden aan Jack. En het gekke gewiebel van deze treinen terwijl de motoren razen.
Jaap herinnerde mij aan iets wat ik al heel veel eerder had moeten doen. Mijn berichten ”aan de muur” bijwerken.
Veel te veel werk natuurlijk, na zes jaar. Tenminste, ik begon er vrij optimistisch aan, omdat ik op de een of andere manier dacht dat ik niet zo veel interessants had geschreven in die tijd. Viel dat even tegen, euh, mee.
Ik wil geen eindeloze lijst, maar ik kan niet kiezen. Ik heb al een aantal berichten toegevoegd, maar suggesties zijn erg welkom!
Vandaag is het zo ver. Silhouetten in de Schemering is tien geworden. Wie had dat gedacht toen ik als naïeve zesdeklasser maar wat woorden op een groengekleurde webpagina zette omdat het me toevallig wel leuk leek?
Silhouetten in de Schemering heeft alles meegemaakt. Hoe ik in die tijd rap volwassen werd en het schrijven steeds meer mezelf. Helaas zijn de hoogtijdagen wel een beetje voorbij. Ooit was ik nog enorm geïnspireerd en dat lijkt verdwenen omdat ik domweg de tijd niet heb om me ergens door te laten inspireren. Dat is jammer.
Soms zet mijn drukke leven me aan het denken over mijn blog. Moet ik er wel mee doorgaan als het idee dat ik nog een blog wil schrijven vooral een blok aan mijn been is omdat ik nog zo veel moet doen?
Soms zet mijn blog me aan het denken over mijn drukke leven. Ik schrijf zo graag over de dingen waar ik van geniet. Schrijven is dubbel genieten. Doe ik niet domweg te veel om nog echt te kunnen genieten?
Stoppen is dus geen optie. Daarvoor ben ik sowieso veel te trots dat ik dit al zo lang doe :)
Ouderwets met de wind in het haar. Ik kan het nog nauwelijks geloven. Toch weer vertrouwd, al is het zo’n lange tijd geleden en zijn er in tussentijd zoveel negatieve gedachten geweest.
Jij ging mee. Voor mij. Wachtte braaf met de tassen bij iedere achtbaan.
Je zei dat je soms wat meer zoals ik zou willen zijn. En dat je al minder zenuwachtig wordt van naar een pretpark gaan.
Je hoeft niet zoals ik te worden. Echt niet. Maar tegelijkertijd zou ik het wel leuk vinden als we samen al die lol konden hebben die ik nu met anderen deel of met mijn onzichtbare vriendje Henk, die wordt bedacht door medewerkers als de stoel naast mij weer eens leeg blijft.
Al was het maar omdat het zo fijn is om dicht bij je te zijn, en ik je dus liever niet steeds bij de ingang van een achtbaan achterlaat.
Ik was maar gewoon aan het skeeleren, en toen werd ik ineens nieuwsgierig. Naar die ene straat. En de volgende, want die zag er zo prachtig landelijk uit in het licht van de zakkende zomerzon. En voor ik het wist was ik bij Cuijk. Cuijk, dat ik ontelbare keren vanuit de trein heb gezien, maar nooit eerder van deze oneindig veel mooiere kant.
Ik ben blij dat ik nog bij je ben geweest. Op een zonnige zomeravond onder de molen van het prachtige Bredevoort. Dat je ziek was was op dat moment niet echt aan je te merken, je maakte dezelfde grapjes als altijd en verstopte mijn vaders gevulde koek achter je koffiekopje toen hij even weg was.
Ondanks dat je heel oud en vergeetachtig was geworden in al die jaren was je nog precies dezelfde. Dezelfde kleren, hetzelfde permanentje in je zilveren haar, dezelfde bril. Een echte oma, een hele lieve oma. Het is dat je niet zou kunnen onhouden welke kleur je was, anders hadden we waarschijnlijk nog best een potje mens-erger-je-niet kunnen spelen.
“Als ik alles zo goed kon als vergeten, dan was ik een prachtmens”, zei je nog maar een keer, terwijl je zelf waarschijnlijk niet eens in de gaten had dat je kortetermijngeheugen je al jaren compleet in de steek liet.
Ach, was je niet juist een prachtmens doordat je de menselijke gebreken accepteerde? Als iemand zich niet ergerde dan was jij het. Nooit heb ik je horen klagen, altijd was je vrolijk en opgewekt en niemand was voor jou te min. Hoogstens schudde je een keer het hoofd als je hoorde over de misstanden in de wereld, want kwaad zou je nooit doen. Van jou konden we allemaal nog wat leren – en het is trouwens nog niet te laat.
Op 4 mei herdenken we de oorlog, en op 5 mei vieren we onze vrijheid.
Dat is tenminste wat ons werd voorgehouden. Dat we nooit meer oorlog zouden krijgen hier in West-Europa, na alles wat er rond 1940 gebeurd was en alles wat we hadden geleerd. Nadat alle Europese landen bondgenoten werden. Maar dit jaar vinden we onszelf ineens in een andere realiteit. In weinig lijkt het op wat we herdenken, maar oorlog is het wel degelijk. Een terreuroorlog die ons gevoel van vrijheid langzaamaan inperkt, of we nu willen of niet.
Op 4 mei keek ik de documentaire “The girl who forgave the nazis”. Een aanrader. De documentaire gaat over Eva Kor, een Hongaarse Jodin die Auschwitz als kind ternauwernood overleefde. Tientallen jaren later besloot ze de nazi’s te vergeven en vervolgens ervaarde ze hoe een last van haar schouders viel. Vanaf dat moment probeerde ze ook anderen ervan te overtuigen wat de kracht van vergeving is. Niet iedereen is het met haar eens, althans niet als het om de wandaden van de nazi’s gaat, maar zij zegt: “This world is in desperate need for forgiveness.”
Ik denk dat ze gelijk heeft. Waarom proberen volkeren elkaar nog steeds te vermoorden? Omdat we het verleden weigeren te vergeten. Waarom is er zo veel wrok? Omdat we niet willen zien wat iemand gebracht heeft tot zijn daden en meteen veroordelen. Waarom is er zo veel verdriet? Omdat we onze boosheid niet achter ons kunnen laten.
Vergeven is niet makkelijk. Maar het niet doen is eigenlijk nog veel moeilijker. Je máákt het jezelf moeilijk.