Er is niets meer te zeggen. Alles is besproken, alles is duidelijk. Voor alles is een verklaring. Maar wat doet dat er eigenlijk toe, aangezien het hoe dan ook niet meer omgekeerd kan?
De tijd die verstrijkt verandert daar niets aan.
Ik wil er niet meer aan denken. Maar soms denk ik er toch aan. Dan zie ik het weer voor me en word ik er misselijk van. Jij met haar. Ik weet precies hoe je zo stom kon zijn en toch is het niet te bevatten. Niet te bevatten hoe het ingaat tegen alles waar ik voor sta en het nu desondanks deel uitmaakt van mijn leven. Niet te bevatten hoe diep die pijn nog zit.
Ik wil er niet meer aan denken en alles is al zo vaak besproken. Maar toch, zeg toch nog maar een keer sorry, alsjeblieft.
Klinkt dat niet heerlijk? Ik heb zo’n zin in de avond. Ik zit op het lab, 17:53, te wachten op een eiwitgel. Meer dan vijf jaar geleden dat ik dat had gedaan, en ik moest het wiel opnieuw uitvinden, maar hij loopt, ook al meer dan 24 uur later dan gedacht.*
Als hij uit kan, dan houd ik er mee op. De rest kan wachten tot na het weekend. Ik heb nog andere zorgen, bijvoorbeeld: wat eet ik? Het valt niet mee als je jezelf hebt opgedragen een vastenperiode lang zo goed als veganist door het leven te gaan. Maar stiekem ontdek ik zo veel lekkere gerechten. Voor vanavond: pasta pesto** met erwten en broccoli. Nog nooit geprobeerd, maar het kan bijna niet anders dan heerlijk zijn is mijn ervaring met veganistisch tot nu toe. Zeker op deze hongerige maag.
*Op maandag bleek dat ik iets verkeerd had gedaan en hij bepaald niet zo mooi had gelopen als het leek. Kon ik weer opnieuw beginnen. Daar heb ik dan vijf kwartier op zitten wachten terwijl mijn weekend al begonnen was.
**Voor de oplettenden onder ons: inderdaad, pesto is niet veganistisch, want er zit kaas in. Ik heb dus geïmproviseerd met pijnboompitten, olijfolie en basilicum. En het was lekker!
Het is koud. En dat was precies de bedoeling. Met dit weer denkt er niemand aan om de hele dag buiten te zijn.
Behalve Naomi en ik. De bevroren tenen warmen een beetje op in de zon. En dan kan het beginnen. Een hele dag Efteling zonder wachttijden, het park lijkt wel van ons.
Het heeft ook nadelen. Het lijkt bijna of er iets ontbreekt nu we de wachtrijen en de bijbehorende muziek steeds overslaan, alsof het park anders is dan anders. En dan het samen misselijk worden omdat we de kans om in de achtbaan te blijven zitten steeds niet kunnen laten liggen.
Wat een dag. Prikkende ogen bij het naar huis gaan en nog drie dagen spierpijn in de kuiten. En het was het zo waard om gewoon weer eens ouderwets mijn boekje te buiten te gaan wat betreft achtbanen. En snoep.
Terwijl de voorlichten van de trein al geruime tijd in zicht zijn, rookt iemand op het perron in de gauwigheid nog een sigaretje. Zware halen.
Als ik een roker was, dan was dit voor mij waarschijnlijk ook het moment geweest om een peuk op te steken. Stress. Wat haat ik dit. De zon al onder, het laatste beetje kleur trekt langzaam uit de hemel weg. En ik nog drie uur en een kwartier te gaan voor ik thuis ben.
Het is niet dat het niet leuk is hier, of dat ik me niet thuisvoel. Bijna alles is hier beter dan in Almelo, en toch mis ik die tijd. Want het is gewoon veel te vreselijk ver weg. Nu weet ik weer waarom de afteller loopt.
Station Deventer is niet langer het overstapstation. De trein stopt en rijdt even later weer verder. Ik mis het niet om een kwartier in de kou te staan, maar toch heb ik nu al heimwee naar die periode die zondag eindigde.
Almelo was ver, Hoogezand is nog veel verder. Hoe ver ver is valt pas echt op als het eenmaal zo ver is. Drieëneenhalf uur reizen. Als je een auto hebt nog altijd meer dan twee uur.
Hoe lang houd je dat vol, elk weekend heen en weer terug? Laten we zeggen een jaar. Dat is net genoeg.
Half vier. Ik fiets naar huis. Voor mijn gevoel is het nog vroeg, maar de hemel wijst me even terecht door in de verte al oranje te kleuren. Wijst me dubbel terecht, want: oh ja, vroeg donker, het is winter. Waarom fiets ik hier dan zonder handschoenen? Het is wat Mille Pagine, ook zonder handschoenen, een paar uur daarvoor tegen me zei: moeten we ons nu zorgen maken?
Ik weet het niet. Ik maak me wel zorgen, maar meer door de cijfers – drie graden opwarming van de aarde als we geen verdere maatregelen treffen – dan door het weer. Het is wel vaker laat winter geworden, en ook schijnt het zo te zijn dat de zonnecyclus ermee te maken heeft. De zon heeft nu een paar jaar een actievere periode en daardoor is het warmer. Maar toch, het is wel ongewoon zacht. Is global warming de factor die ervoor zorgt dat alle records verbroken worden? Dat komt dan wel ineens dichtbij. En het ergste is dat het de meeste mensen niet eens aan het denken zet, want iedereen vindt het alleen maar leuk. Hoe warmer, hoe beter. Toch?
Ik vind van niet. Waar is mijn natuurijs? En dan heb ik het nog niet gehad over de plaatsen waar het té warm wordt. En die waar mensen het water tot aan de lippen krijgen. Letterlijk. Naar die plekken gaan warmte-aanbidders natuurlijk weer net níét op vakantie.
Langs de Rijksweg loopt een vrouw met een hoofddoek. Op een plek waar geen enkele persoon die beschikking heeft over een auto of fiets zou lopen. Of hoogstens met de hond. Maar deze vrouw heeft geen hond, alleen een plastic tas. Bovendien is het niet al te ver van Heumensoord vandaan. Het is de eerste keer dat ik iemand zie die ik als vluchteling herken.
In het voorbijgaan zie ik haar gezicht. Een doorleefd gezicht. Hoe oud zou zij zijn? Wat zouden die ogen gezien hebben? Helpt het als ik dat zou weten? Ik, hier in Europa, kan toch niet bevatten hoe het is. En dat hoeft eigenlijk ook niet, want er is in ieder geval één ding wat we allemaal weten: er zijn landen in oorlog en niemand van ons zou daar willen wonen.
Ik snap niet waarom we doen alsof deze mensen misdadigers zijn. Met Kerst zingen we over vrede. Maar krijgen we de kans om mensen daadwerkelijk vrede te geven, dan sturen we ze blijkbaar liever terug naar de oorlog. Laten we er eens even over nadenken of dat wel rechtvaardig is.