Wat me als eerste opvalt is dat haar broek een schril contrast vormt met de nette jurk van de Belgische dame. Daardoor heb ik het introducerende woordje dus al half gemist. Wanneer was zoiets voor het laatst in de mode?
Als ze het woord overneemt en een paar passen zet besef ik dat iets als dat helemaal nooit in de mode is geweest. Die broek is echt veel te wijd en vormeloos. Ballonbroek noemden we dat op de middelbare school, maar daar wist de betreffende docente ze tenminste nog met enige flair te dragen.
Deze vrouw niet. Deze vrouw mist duidelijk enige vorm van smaak. Haar grijze warrige kapsel stamt nog uit de jaren ’80, haar schoenen zijn de meest degelijke ooit en haar kleren… Ze lijken nog het meest op een clownspak, al zijn ze zwart. Dat jasje met die veel te grote knopen, grijsgeruite kraag en punten aan de onderkant is bij nader inzien minstens net zo erg als de broek. En het geheel maakt haar schouders veel te smal en haar kont veel te dik. Hoe kom je in godsnaam op het idee om zoiets aan te trekken naar een symposium?
Ik kijk naar haar gezicht dat maar praat en praat. Eigenlijk heeft ze een vrij normale uitdrukking. Ik probeer me een fatsoenlijk kapsel bij haar in te beelden en kom tot de conclusie dat ze er uit zou kunnen zien als een stijlvolle dame. Als ze enig idee gehad zou hebben hoe zoiets in zijn werk gaat.
Dit is nog maar een greep van wat er in de eerste tien minuten van haar lezing door me heen ging. Toen ik besefte dat ik al een hele tijd niet zat te luisteren probeerde ik mijn aandacht te vestigen op de slides en haar stem, maar als je het begin al gemist hebt is dat kansloos. Bovendien werden mijn ogen constant teruggetrokken naar die uiterste miskleum van een verschijning. Concluderend heb ik maar één ding geleerd van deze lezing: zorg dat je er fatsoenlijk uitziet als je wilt dat mensen iets meekrijgen van je presentatie.
Afgelopen zondag hebben we de passie opnieuw uitgevoerd. Opnieuw net iets anders dan in voorgaande jaren.
Jezus is in de stad en predikt midden op het tempelplein een koninkrijk van vrede. Het volk omarmt hem en zingt, maar de priesters hebben een andere mening.
De toneelspelers spelen toneelspelers.
“Wow, dat was gaaf! Hoorde je ze meezingen? Maar jij ging er wel heel hard in, zeg. Wat dat nou nodig? Het leek wel of je het meende.”
“Dat doe ik ook. Ik krijg de kriebels van die idealisten en dromers. Die maken de boel alleen maar gevaarlijker.”
“Nou, ik vond het vreselijk. Zo op hem in te moeten hakken. En ik werd het juist steeds meer met hem eens.
Ik doe het niet meer, ook. Ik kies wel een andere rol.”
“Ik snap je wel. Jezus is hier heel stoer. Lekker radicaal. Dat mag ik wel. Alleen jammer dat de wereld zo niet draait.”
“Kom op, zeg! Zo draait de wereld juist wel! Daar gaat het nou net om. Die visie, die hoop… Ik zou er heel wat voor over hebben…”
(Teksten: Hendrik Jan Bosman)
Toen ik dat hoorde besefte ik ineens wat Jezus voor ons betekend heeft. Voor ons allemaal, gelovig of niet. Een ommekeer. Het Christendom heeft ons onze vrijheid gebracht, onze ideologie. De durf om op te komen voor een rechtvaardige wereld.
Er zijn altijd mensen geweest die ons geloof in onze medemens kapot willen maken. En toch ging het steeds ietsje beter, als je bedenkt wat we in tweeduizend jaar tijd hebben bereikt. Zal het steeds ietsje beter blijven gaan. Want de wereld kan rechtvaardig zijn – als we maar allemaal begrijpen wat dat oplevert.
Ik zou het zeer op prijs stellen als jullie stoppen met het te pas en te onpas uitzenden van reclames voor jullie programma Temptation Island. Of beter nog, het programma als geheel. Ook al heb ik het programma zelf nooit gezien, ik vind de korte stukjes al zo walgelijk dat ik er wakker van lig. Wie verzint het om met opzet te proberen om het slechtste in de mens naar boven te halen? Er zijn al meer dan genoeg slechte voorbeelden en verziekte relaties in de wereld, er lopen al meer dan genoeg mensen rond van wie het vertrouwen in hun naasten verwoest is door bedrog. Misschien moet je het zelf meegemaakt hebben om het te begrijpen. Ik zou bijna zeggen dat ik het jullie van harte gun.
Volgens jullie twitteraccount draait jullie zender om talent, humor en lef. Het verband tussen deze drie woorden en Temptation Island ontgaat mij. Het lijkt erop dat jullie juist kandidaten hebben uitgezocht die zo talentloos, oppervlakkig en laf mogelijk zijn en dat heeft zéker niets met humor te maken. Dat is bijzonder smakeloos.
“Je moet maar aan niemand vertellen dat je hier bent geweest.”
Dat is hoe mijn brugklasjaar eindigde. Er was nog maar één meisje in mijn klas dat met me af wilde spreken. En dat mocht de rest niet weten.
Hoe het zo ver was gekomen? Dat begrijp ik zelf nog steeds niet. Misschien was ik te gevoelig en introvert voor ze, misschien te dromerig, misschien konden ze gewoon niet uitstaan dat ik veel slimmer was. Eén ding is zeker: ik was anders en dat was blijkbaar een reden om mij buiten te sluiten.
Ik was niet goed genoeg.
En zo begon het uitlachen. Om wat ik aan had, om wat ik deed. De kleinste fout werd keihard afgestraft. Het kleinste beetje mezélf zijn werd keihard afgestraft. Ik durfde niks meer. Uiteindelijk was mijn gedachte, als ik ergens een puber hoorde lachen, steevast: ik zal wel weer iets raars hebben gedaan. En dat deed zeer. Ik hoorde nergens bij.
Het bepaalt nog steeds een deel van mijn leven. Ben ik wel goed genoeg? Ik ga er altijd vanuit dat mensen me saai vinden, of betweterig, of te verlegen. Ik ben altijd bang dat ik iets verkeerd doe tegenover mijn vriendinnen en ze daarom een tijd niks van zich laten horen. Of een afspraak afzeggen. Ik ga er altijd vanuit dat ik niet geschikt ben voor bepaalde dingen omdat je daarvoor goed moet zijn in het leggen van sociale contacten. En dat ben ik niet. Toch?
Dat ben ik wel. Alleen op een andere manier dan anderen. Ik ben alleen te bang om het te doen. Te bang gemaakt.
Ik zorg dat er overal dingen zijn die mij laten voelen dat er weer een dag, week of maand voorbij is. Van dit jaar dat wat mij betreft niet snel genoeg kan gaan. Het is niet eerlijk, de afstand die tussen ons in werd geplaatst zonder dat we iets te kiezen hadden.
En toch is het tegelijkertijd eng, dat aftellen. Want in dit jaar moet ook vanalles gebeuren. Over een jaar moet ik een proefschrift hebben geschreven. Moet ik er voor hebben gezorgd dat daar geslaagde experimenten en waardevolle conclusies in staan, en een deel al gepubliceerd is. Moet daar een student aan hebben bijgedragen onder mijn begeleiding. Moet ik en passant ook al een nieuwe baan gevonden hebben. Terwijl mijn hoofd daar allemaal niet mee bezig wil zijn. Mijn hoofd denkt aan hem, hem, hem. Eerst hem, hier, en dan kan ik de rest. Maar zo mag het niet zijn. Dus sta ik nu aan het begin van een jaar dat niet gauw genoeg voorbij kan zijn, maar tegelijkertijd veel te snel zal gaan. Dat voelt als chaos. Misschien moet ik de dagen maar gewoon laten gaan zoals ze komen. Laten komen zoals ze gaan.
De trein rijdt door het donker. Ik denk aan vroeger, toen mijn ouders nog geen van beiden een rijbewijs hadden. De hondenkoppen die zich een weg baanden door de avond. Lichtjes trokken voorbij in de verte, maar meestal keek ik daar niet naar, want er was altijd genoeg te doen. Het koffertje met spelletjes dat je bij de Railrunner kreeg. Toen Vierlingsbeek nog een stationsgebouw had, mét loket. Door de conducteur gaatjes in je kaartje laten knippen in de vorm van een locomotiefje. Toen er nog op elke trein een conducteur zat. Door de gangpaden rennen, toen ik nog klein genoeg was om onbeschaamd nieuwsgierig te zijn. Eten, toen mijn moeder nog voor wat lekkers zorgde. Of slapen, want wanneer was ik nou vermoeider dan na een dag spelletjes doen met opa en oma?
Ik vond het allemaal even leuk. Alleen het dwergsein op het station in Aalten, daar was ik altijd een beetje bang voor. Niemand weet waarom.
Als ik nu in de trein zit en naar de lichtjes kijk, voelt het nog even zoals toen. Toen het leven nog overzichtelijk was. Spelen, eten en slapen. Dat het engste wat je had gezien in je bestaan een dwergsein was. Heel misschien ben ik er nog steeds een beetje bang voor.
Ik heb een probleem. Ik lijd aan geheugenverlies. Ja, het is echt waar, de 25 gepasseerd en meteen begint het: de eerste tekenen van het ouder worden. En mijn blog is daar de dupe van. Want:
– In drukke tijden met de blog bijna onderaan het prioriteitenlijstje (eten, slapen, werken, socializen, sporten, poetsen en zingen is maar een greep uit dingen die voor gaan) en áls ik er aan denk ben ik hoogstwaarschijnlijk met iets anders bezig of moet ik daar nodig aan beginnen. Als ik eenmaal tijd heb om te bloggen… Juist, dan ben ik het meestal alweer vergeten.
– Mocht ik het niet zijn vergeten, ga ik met goede moed achter mijn computer zitten maar die zakt me meestal al snel in de schoenen. Ik meende me toch echt te herinneren dat ik meerdere goede blogonderwerpen had bedacht maar welke? Geen flauw idee.
– Als ik toch nog iets weet (te bedenken) begin ik maar eens met eerst drie oude wachtwoorden van mijn WordPress intypen en dan pas het goede. Om er vervolgens achter te komen dat ik WordPress al drie maanden moest updaten omdat ik ook dat steeds vergeet. Na wat uoggen (uog = update-ontwijkend gedrag, red.) is mijn tijd om te bloggen meestal alweer om. Of erger nog, ik bedenk me ineens dat ik iets anders, belangrijkers, ben vergeten te doen. De afwas ofzo.
En zo verschijnt er dus nauwelijks wat op mijn blog. En hoe het dan zit met reageren op andere blogs? Vergeet ik ook de helft van de tijd. Sorry!
Lees je ineens: “De schijf van vijf voor een geslaagd liefdesleven. En daarin is geen plek voor monogamie.”
Dat tergt me direct tot op het bot, dus ik lees verder. Blijk ik voor de tweede keer – de eerste keer ging dat op dezelfde manier – een interview met ene Simone van Saarloos aan het lezen te zijn. Dat eerste interview was al niks beter. Deze filosofe heeft bedacht dat ze niet genoeg heeft aan één relatie. Prima, moet ze zelf weten – zolang ze daar eerlijk in is richting haar partners – maar nu probeert ze heel Nederland haar mening over ‘het monogame drama’ door de strot te duwen. En bij journalisten gaat het er blijkbaar in als koek. Ze vergeten prompt elke vorm van wederhoor toe te passen.
Nou, dat wil ik dan wel even doen. We leven in een tijd waarin, als ik het goed heb, de open relatie aan terrein wint. Hier zou je allerlei verklaringen aan kunnen hangen, maar misschien is de verklaring wel simpelweg dat dat soort relaties gewoon slechte relaties zijn. In ieder geval vinden wetenschappers steeds meer bewijzen dat monogamie, nu nog vaak afgedaan als een gevolg van ouderwetse waarden en normen, wel degelijk in onze natuur zit.
Eigenlijk hoef je zelfs helemaal geen wetenschapper te zijn om dat te bedenken. We weten allemaal dat de natuur niets voor niets verzint. Dus ook verliefdheid niet. Blijkbaar is het voordelig om bij elkaar te willen zijn en daar zit ook wel wat in, je kunt namelijk samen voor je kinderen zorgen en ze beschermen. Het zou eventueel wel zo kunnen zijn dat het natuurlijk is om meerdere relaties ná elkaar te hebben, maar het hebben van meerdere relaties tegelijk is dat niet. Het argument van Van Saarloos dat het falen van monogame relaties wordt bewezen door het oplopende aantal scheidingen houdt dus al geen stand.
Van Saarloos lijkt de optie om (echt) verliefd te worden of kinderen te krijgen totaal te vergeten. Ze denkt eigenlijk vooral aan zichzelf. De optie om in plaats van vele partners, één partner en veel vrienden te hebben, is evenmin in haar opgekomen. En dat terwijl ze haar polygamie liever polyamorie noemt, het liefhebben van meerdere personen. Ze probeert ons voor te houden dat het hebben van meerdere relaties de enige manier is om veel mensen in je hart te sluiten. Nou, volgens mij niet. Sterker nog, volgens mij is een vriendschap veel duurzamer dan een net-niet-relatie. Ik vind het toch bijzonder dat een filosoof die optie over het hoofd ziet. Maar wellicht komt ze er over een paar jaar vanzelf achter.
Hoe dan ook, uiteindelijk moet iedereen natuurlijk zelf weten wat voor relaties hij of zij aangaat. Maar om te beweren dat monogamie niet in een geslaagd liefdesleven past gaat echt te ver. Mag ik dat alsjeblieft zelf bepalen?
Ik word er moedeloos van. Dat het op tv al vijf dagen over niets anders dan terroristen gaat. Dat we met zijn allen roepen dat we de angst niet mogen laten overwinnen, maar ondertussen wel grote evenementen afgelasten. Dat Wilders alweer de grootste mond heeft van iedereen en de samenleving nog meer met de nek kijkt naar moslims en vluchtelingen. Dat er nóg meer gevechtsvliegtuigen naar het Midden-Oosten gaan.
Ik kan er niet meer tegen. Hoe moet je hopen dat het ooit beter wordt als het zo gaat? Waarom reageren wij net zo xenofoob als zij? De strijd wordt alleen maar harder. Als wij denken dat onze vrijheid juist is, waarom handelen we daar dan niet naar? Ik wil het allemaal niet meer horen, en zeker Wilders wil ik niet horen. Hij is zelf een terrorist, maar dan met woorden.
Vluchtelingen verdienen nog steeds een kans. Ze zijn tenslotte op de vlucht voor precies dat wat ons nu bang maakt.
Ik begrijp zelfmoordaanslagen niet. In ieder geval niet diegene die worden opgeëist door een terreurorganisatie. Als zo’n organisatie probeert je zo ver te krijgen dat je je leven opgeeft, zou je dan niet denken: waarom doe je het niet zelf? Oké, natuurlijk. Er is het argument dat zo’n organisatie uit elkaar valt als er geen vaste leider is. Maar dan nog.
Zou er geen stemmetje in je hoofd zijn dat zegt dat die mensen slechts misbruik maken van jouw leven? Zou er nooit door je hoofd gaan dat die mensen handelen uit eigenbelang? Dat ze aan de macht proberen te komen over de rug van wanhopige mensen? Dat ze het onrecht wat je naasten generaties lang is aangedaan alleen maar verder in de hand zullen werken omdat het ze helemaal geen moer kan schelen waarvoor jij sterft? Omdat juist door hen het geweld en onrecht alleen maar voortduurt, overal ter wereld?