Chroomtrioxide
Deze dagen kleur ik rood
met het bloed uit mijn gedachten.
Moet ik hier nog iets verwachten?
Of is dit het dan,
een pijn die nu voor altijd snijdt
in alles wat van waarde lijkt?
Deze dagen kleur ik rood
met het bloed uit mijn gedachten.
Moet ik hier nog iets verwachten?
Of is dit het dan,
een pijn die nu voor altijd snijdt
in alles wat van waarde lijkt?
Morgen stijgt het vliegtuig op
dat me een uurtje in jouw richting brengt,
voor wat het waard is, maar toch:
De tijd gaat sneller als je dichter bij me bent.
Het enige wat ik wil is dichtbij je zijn,
kan me niet schelen waar en hoe of wat er allemaal nog moet.
Ik wil je armen stevig om me heen,
je lippen lieflijk op de mijne,
voel daarvan de eindeloze kracht maar eens.
Dat is alles wat ik nodig heb, gewoon eventjes, zo af en toe
om voor altijd te kunnen blijven.
Ik vraag me af hoe je dat doet
dingen gewoon vergeten
maar ik zou het moeten kunnen
want ik heb het ooit geweten
Het zijn nogal wat muren om een vrouw van steen.
Maar hij beukte zich er dwars doorheen.
Nu staan we met zijn tweeën in het midden. Wat een gevangenis was is een doolhof geworden.
Niet langer opgesloten, tijd om af te sluiten.
Het duurt misschien nog even, maar ooit komen we hierbuiten.
’s Morgens vroeg, iedereen slaapt
maar mijn ogen gaan al open.
Ik weet niet wat ik hier nog doe
en of ik weg zal lopen.
Ik zou mezelf wel missen,
als ik verdwijn hier in het duister.
Maar luister,
kale bomen worden groen
dus als je niets kunt doen
denk eens aan de lente.
Luister,
achter de wolken schijnt de zon
en in de regendruppels die je vond
weerspiegelt altijd jouw gezicht
in je ogen is het licht.
In de ramen is de hemel rood,
de dag laat op zich wachten.
De kleuren nog vol angst en bloed,
van het beeld in mijn gedachten.
En toch, de ochtend komt eraan
weet ik als ik fluister:
Maar luister,
kale bomen worden groen
dus als je niets kunt doen
denk eens aan de lente.
Luister,
achter de wolken schijnt de zon
en in de regendruppels die je vond
weerspiegelt altijd jouw gezicht
in je ogen blijft het licht.
Ik weet niet waarover leven gaat,
maar als je om je heen kijkt,
zie je dat het mooier is
dan dat het in je hoofd lijkt.
Gebruik je ogen en je mond
om te zien en om te lachen.
Want als je weet wat schoonheid is
hoef je niet te wachten.
Luister,
kale bomen werden groen
en toen je niets kon doen
was het allang lente.
Luister,
Aan de hemel schijnt de zon
weerspiegeld, toen ik je ogen vond.
Geschreven in december 2008. Aan mezelf, hier en nu. Blijkbaar.
Dan heb je nergens zin in,
en krijg je van die levensvragen:
wat is de zin van dit bestaan?
Niets, want ik geloof in Darwin
of cruer nog gezegd:
je voortplanten en doodgaan
zodat je nageslacht zich hetzelfde afvraagt
tot in het einde der tijden.
Neem dit nou maar van me aan:
beter zou je zo’n vraag vermijden.
De appel valt op tafel. De stukjes kroos die ik er met mijn nagels af heb gepulkt springen omhoog. Ik had de appel vast. Maar nu niet meer, en ik begrijp niet echt waardoor.
Mijn vingertoppen branden zich aan het kopje koffie, omdat ik niet op de hitte reageer. Ik zet hem maar weer neer.
Ik kijk naar de appel. Naar de koffie. Naar de appel. De appel kan in de koffie. De koffie kan op kop. De koffie kan over het toetsenbord of op de grond. De appel kan uit het raam, de koffie kan in mijn haar en de appel in één keer in mijn mond.
Ik raak niets meer aan. Mijn handen trillen. Ik sta niet op, zou over de stoelpoten vallen. Onbeweeglijk adem ik in en uit, totdat het ademen vanzelf stopt.
Mijn trein, hij komt eraan
Je lippen zijn zacht.
De trein, hij rijdt weg
ik pak je nog eens vast.
Je lacht.
“Pak me dan, als je kan!”
Zo gaat dat nu al dagen.
Gevoelens door je vingers glippend;
laat mij gewoon eens even
zielig in een hoekje zitten,
want dit is niet te verdragen.