Of ik even wilde komen kijken. Natuurlijk. Voor wie zou ik niet doen wat van me verlangd werd?
Hij zette het geluid hard toen ik naast hem kwam staan. Op het scherm een jongeman. Vanaf de eerste noot werd ik betoverd. Gevangen in de volle klanken, wat er door degene naast me werd gezegd hoorde ik al niet meer.
Ook de hilariteit die er ontstond toen er ineens kerkorgelmuziek over het lab schalde, kreeg ik amper mee.
Ik denk niet dat iemand zag dat ik mijn blik niet af kon wenden van deze vingers die razendsnel over de toetsen gleden, van de springende pedalen. Ik voelde alle warmte die ik had kunnen voelen, zoals tientallen tonen zich tegelijkertijd door de ruimte boorden.
Toen de muziek stopte, lachte ik de minuten weg.
Voor de tweede keer dit weekend. Ik weet niet wat erger is: niet kunnen slapen van ongeduld of omdat alles – alweer – zo veel indruk gemaakt heeft. Dit rare gevoel is tegelijkertijd ook zo mooi. Het lichaam gebroken, maar mentaal kan ik alles aan. Rowwen Hèze lijkt een soort levensstijl te zijn. Een absurde levensstijl, maar juist daarom bijzonder. Ik kan me niet indenken dat je dat niet mee zou willen maken.
Ik probeer me voor te stellen hoe al die jongens vandaag wakker worden: bont en blauw, een t-shirt armer, gezicht en bovenlichaam groen-rood-blauw van de varkensstift. En natuurlijk met een kater van jewelste. Maar wetend: wauw, wat een feest.
En dat laatste weet ik ook. Jack wees naar mijn shirt en zei: “mooi!” Het was duidelijk van zijn lippen te lezen. Ik knikte vrolijk, wat kon ik anders – wellicht had ik het compliment beter kunnen beantwoorden door een glimlach op mijn gezicht te toveren, maar aangezien ik vanaf de eerste noot al lachte van oor tot oor viel daar weinig winst te behalen.
Er stond hier een gitaar. Als er op die gitaar gespeeld werd, bedaarde dat mijn wereld.
Het gitaarspel was altijd zacht, soms zo zacht dat je het bijna niet hoorde. Als het dan ophield, ging de muziek door in mijn hoofd, ik hoorde de tonen in elk kleine geluid dat uit het gebouw kwam. Ik hoorde de muziek in de verte die er niet was, pril en kalm.
Eén minuut van die gitaar was een uur genieten. En altijd stond die gitaar daar, precies in mijn zicht, me – vroeg of laat, maar zeker nog die dag – weer zo’n moment belovend.
Nu niet meer.
Toen hij twaalf werd, was hij oud genoeg om bij zijn ouders weg te gaan, weg uit zijn kleine dorp, weg uit het dal. Hij had besloten de bergen in te gaan. Met een kleine buidel met wat kleding en eten was hij vertrokken op de ochtend na zijn verjaardag. Vanuit het dal volgde hij het smalle wandelpad omhoog. Eerst nog in het bos, maar hoe verder hij kwam, hoe kleiner de bomen werden. Rond de middag had hij de boomgrens bereikt en keek hij uit over het dal waar hij vandaan kwam. Over het dorp dat zijn hele wereld was geweest, maar nu kleiner leek dan hijzelf. Hij liep verder door de eindeloze alpenweides en rustte uit tussen de bloemen. Paarse, roze en gele bloemen had hij geplukt en tot een boeket gebundeld, voordat hij tegen de avond een berghut bereikte. Hij aarzelde niet en klopte aan. De deur ging open en voor hem stond een meisje dat ongeveer even groot was als hij. Zonder te spreken gaf hij haar de bloemen. Ze bloosde. Achter haar verscheen nu een oudere man. Hij lette niet op zijn dochter en keek vragend. “Ik zoek naar werk”, had de jongen gezegd: “kan ik bij u werken?” De man knikte nu vriendelijk. “We kunnen nog een herder gebruiken. Ik zal een slaapplaats voor je laten maken.” Zo eenvoudig was het. De jongen ging aan de slag. Overdag was hij in de almen te vinden, waar hij met de andere jongens de koeien molk en bessen verzamelde. ’s Avonds was hij bij het gezin in de berghut. Hij keek altijd uit naar die avonden, want de hut was dan vol muziek. Elke avond speelde de vader van het gezin op zijn trekzak. De jongen genoot. Het duurde maar enkele weken voordat hij de trekzak, tot zijn verbazing, om zijn eigen schouders kreeg. De vader gaf hem aanwijzingen. Het oude instrument fluisterde de eerste tonen die de jongen maakte. Hij had nooit gedacht zo iets wonderlijks te ontdekken. Vanaf die dag speelde ook hij elke avond. Naarmate hij ouder werd, werd zijn spel vrijer. Hij leerde te zingen, hij leerde alles te spelen wat hij maar wilde. Hij speelde voor de koeien. Hij speelde voor de dochter van het gezin, als zij kleding zat te maken zoals ze van haar moeder geleerd had. Ze bloosde dan net zoals die eerste keer, toen ze de deur open had gedaan. Hij wist allang dat zij zijn vrouw zou worden. Hij wilde niets liever.
De tijden veranderden. Het werk in de hut werd anders, toen er steeds meer wandelaars kwamen overnachten. Maar de jongen hield van dit bezoek, want dan kon hij de hele avond op de trekzak spelen en met de gasten zingen. De gasten genoten en vroegen waarom hij niet over de wereld trok met zijn muziek. Ze vertelden dan over muzikanten die optraden in grote zalen voor enorm publiek, en hoe geweldig dat was. Maar dat snapte hij niet. Hij snapte niet wat er zo leuk kon zijn aan een publiek dat hij niet kende, aan honderden gezichten die kwamen en weer gingen, zonder dat hij ze echt aangekeken had. Zo kon hij de muziek toch niet delen? Zo kon hij toch niet met de anderen zingen, eten, drinken, grappen maken? Dus trok hij zich van de verhalen niets aan en bleef hij een leven lang in de berghut, zoals het tenslotte altijd zijn bedoeling was geweest. Hij genoot elke avond van zijn trekzak, samen met de gasten, of alleen met zijn gezin als er niemand anders kwam overnachten. Elke dag liep hij fluitend en zingend door de alpenweiden om te verzinnen wat hij die avond spelen zou. Elke dag was hij gelukkig.
Het valt niet mee. Om je weblog goed bij te houden. Want er zijn zo veel leuke dingen te doen, en dat natuurlijk altijd op de dagen dat ik iets had willen posten. Neem gisteren. Eerst naar de kermis in Best, altijd leuk, maar ook snel weer naar huis om naar een bijzonder optreden te gaan, lekker vlak bij huis op het voetbalveld. Een concert van U2NL, oftewel U2-nummers door een viertal rockende Nederlanders. Maar het leuke was, dat één van die vier mijn buurman is. En míjn buurman maakte het helemaal, want hij liet in eigen dorp niet alleen zien dat hij kon drummen, maar – verrassing – dat hij nog kon zingen ook.
Ik heb zo goed voor hem gejuicht dat sommige mensen ineens dachten dat ik ‘de drummer’ aan het versieren was, dat was nou ook weer niet helemaal de bedoeling. Ik ga niet de vader van mijn oppaskinderen versieren, nee. Maar het was hoe dan ook gaaf :)
Heej zaat in ’t leger en woj gen gewear de sergeant di zei dat huur ik ni gear als de vijand keumt, di kent gen pardon heej zei dan bloas ik ze um met miene accordeon
Net als anders was het warm, druk, dorstig, vermoeiend, maar vooral geweldig.
Er was één ding anders dan anders, en dat was dat wij de blits maakten met mijn ontwerp op onze t-shirts. We zagen wildvreemden ook in dat shirt. Het was net zo raar als ik me voorgesteld had. Ik besefte nu pas dat zij stuk voor stuk – zonder het zelf te weten – mijn naam op hun borst droegen. Bij Rowwen Hèze zelf leek het niet onopgemerkt gebleven te zijn. Tren wees, smiespelde wat, Jack knikte instemmend toen ze met zijn tweeën net even recht voor ons stonden. En zo keken ze allebei nog even in de richting van ons en onze shirts terwijl wij lief lachten en verder deinden op de muziek. Het kon haast geen toeval zijn. Na het optreden liepen we naar de merchandise. In de korte tijd dat we bij het standje stonden te wachten, zagen we mijn ontwerp vier keer over de toonbank gaan. De man van de merchandise had ons ook aan onze shirts herkend. Ik stelde me voor. We wisselden wat woorden uit en hij bedankte me, al snapte ik niet echt waarom: ik wilde hém juist bedanken. En toen, zomaar ineens, trok hij een la open en overhandigde ons een vinyl-exemplaar van de nieuwste plaat – een gelimiteerde uitgave. Wauw.
Van bier gaat je haar mooi zitten. Alleen: het stinkt.
Als je hier was, zou ik uren voor je kunnen zingen. Uren zonder klokslag, zonder eind zou ik nemen voor jou. Zo zou ik honderden akkoorden voor je verzinnen, mijn vingers over de piano laten gaan tot het donker werd en we niks meer zagen, en zelfs dan zou ik verder kunnen, want alle kleuren zouden in mijn klanken zitten. Als ik het wilde, zou ik tegelijkertijd op mijn mondharmonica en mijn saxofoon kunnen blazen. Wat je ook deed en wat je ook dacht; elke tekst die je zou kunnen wensen zou ik voor je mijmeren, elk lied zou ik schrijven. Ik zou de hoogste noten fluisteren en de laagste.
Ik zou je naar me toe zuigen met alle liefde die ik heb, ik zou elke toets en elke klep raken met de meest subtiele beweging en de grootste hartstocht. Voor jou. Voor jou zou ik de lucht kussen bij elke inademing. Ik zou elk gevoel voelen, alle verdriet, alle verlangen, de hoop, ik zou je al missen op elk moment dat ik mijn ogen sloot. Ik zou de muziek op jouw aanwezigheid laten drijven, de noten uit je ogen lezen, je handen nemen, je stem, ik zou alle geluid uit je halen en bespelen. Alle pijn zou ik uit alle snaren slaan, alle teleurstelling, en woedend door de nacht schreeuwen, ik zou je naam gillen, je naam, je naam, tot je zwijgend de tranen van mijn gezicht zou vegen. Troostend.