De buschauffeur zat te zingen. Ik zag het in zijn spiegels: zijn mond bewoog mee met het geluid van de radio. Het was niet te horen boven het gebrom van de bus uit, of misschien maakte de chauffeur ook wel helemaal geen geluid, maar hoe dan ook werd ik er vrolijk van.
Waarom zingen we niet wat vaker? Het hoeft niet hard of mooi te zijn, dat kunnen we wel bewaren voor onder de douche of op het podium. Maar gewoon, een beetje neuriën, mompelen, met de radio mee of op de fiets, laat maar zien dat je lekker in je vel zit. Zelfs al beweegt alleen je mond. Als we maar allemaal een beetje mee kunnen delen van die vrolijkheid :)
Dat zijn de woorden die volgen op de twijfelende stilte, en de onomkeerbaarheid van de zaken.
De rillingen lopen over mijn rug, en mijn stem is gescheurd na het gillen van deze zin. Wie zingt hoe Jezus wordt gegeseld en gekruisigd krijgt een koud hart. Staat te trillen van woede.
En Jezus sterft. Hij stierf, want het volk, het opgejutte volk wilde het zo.
Waarom? Laten we in godsnaam nooit meer zoiets willen. Het gebeurt nog elke dag.
Ik ben geen fan van shirts met opdruk. Dat mogen jullie gerust weten. Ik draag ze dan ook nooit. Nou vooruit, bíjna nooit. Want voor je favoriete band moet je natuurlijk een uitzondering maken.
Maar dan wil ik niet iets wat standaard is. Vaste lezers weten dat ik ooit een wedstrijd won, waardoor ik jarenlang in mijn eigen, officieel uitgebrachte ontwerp naar concerten toe kon. Ook maakte ik nog niet zo lang geleden een ter plekke verzonnen ééndagsontwerp; de zilveren inkt die ik had gebruikt ging er in de was net zo snel weer uit als ik hem erop had getekend. En inmiddels was het shirt met mijn eigen ontwerp voorzien van een aantal handtekeningen – met diezelfde zilveren stift – dus moest ik voor concerten teruggrijpen op mijn allereerste shirt, met daarop het logo dat ik van alle Rowwen Hèze-logo’s nog steeds de mooiste vind. Maar wel in een oersaai egaal poepbruin. Daar moest natuurlijk iets aan gedaan worden.
En zo vertrok ik gisteren naar de schouwburg in Venray. En ik heb het jaren terug al opgegeven om mensen over te halen Rowwen Hèze te gaan luisteren, maar echt, lieve lezers, als jullie nog de kans krijgen om naar deze theatertour te gaan dan moet je dat gewoon eens doen. Ik denk niet dat je weet wat je overkomt. Ze hebben zichzelf wederom overtroffen. Het was verrassend, origineel, grappig en vooral ontzettend genieten. Van prachtige ballades naar een zaal die opspringt, danst, zingt en klapt, en weer terug. Een paar blogposts geleden ging het in de reacties nog over muziek die alles vult. Rowwen Hèze kan dat. Neem Goud. Zo ongelofelijk goed, dat nummer had van mij uren mogen duren. En er gebeurde nog veel meer. Als je me niet gelooft, vraag het maar aan Naomi. En voor hun dertigste verjaardag trakteren ze elke bezoeker ook nog op een gratis single.
Na afloop kregen we de kans om met Tren op de foto te gaan. Drie dames met shirts (twee keer mijn ontwerp, éénmaal goudgepimpt logo) en één accordeonist (met twee glazen bier in zijn hand…?)
En ikke trots :)
Op het station wacht een deken van warmte. Niet alleen omdat je er uit de kou en uit de wind staat, maar ook omdat er muziek klinkt.
Achter de piano, die er al enkele maanden staat en door iedereen te gebruiken is, zit meestal een jongeman. Velen van hen lijken te improviseren, spelen prachtige lange stukken.
Zo ook nu.
Het duurt nog even voor mijn trein komt, dus ik besluit in de warmte te wachten. De muziek vult mijn hart. Ik kijk naar de trein naar Vierlingsbeek, die op het punt staat te vertrekken, en dan speelt alles zich weer af voor mijn ogen. Hoe hij me op kwam halen van het station. Dat ik afstand bewaarde, die eerste date, maar hoe hij toch heel dichtbij kwam. Gewoon, door te zijn wie hij was.
Hoe ik hem omhelsde op het perron, voor ik de laatste trein in ging, en hoe ik hem vertrouwde.
Zou ik hem ooit weer zo kunnen vertrouwen als toen? Zou ik de mensheid nog ooit kunnen vertrouwen?
Plotseling wordt het stil. Het duurt even voor ik me realiseer dat de pianist is weggelopen om zijn trein te halen.
Zelf heb ik nog tien minuten. Ik zou achter de piano kunnen gaan zitten, ik zou zoveel kunnen spelen, maar ik weet dat ik dit gat niet vullen kan.
op een winterse zaterdagochtend. In Deventer lijkt het altijd vijf graden kouder te zijn dan in de rest van Nederland. De vertrekstaten kromgetrokken in het informatiebord. Gelukkig schijnt de zon.
Op het perron ligt vogelstront. Ik kijk omhoog. Een witte duif kijkt me recht aan van onder de overkapping. Een prachtig donzig beest, maar poepen kan hij. Iets verderop neem ik mijn positie in. Ik heb alweer geen idee in welke richting mijn trein zal vertrekken.
Toch is Deventer sinds kort iets meer dan een overstapstation. Ik kijk naar de overkant van het spoor, het andere perron, en verder, de straten in die ik nu een beetje ken. De kerk in de verte. Jij weer in je winterjas, dezelfde geur als vorig jaar. De steegjes in het donker. Wladimir die vluchtig een rondje loopt met Opa. Ik sis in je oor: “Dat is de bassist! De nieuwe!”
Samen döner eten en dan naar de zaal. Marc die me vrolijk begroet. Het voorprogramma en Opa rustig kluivend op zijn bot. Hij gaat er vandoor als het op is, of eigenlijk in stukken op het podium ligt, net voordat Mattanja klaar is met zingen.
Jack moet naar de kapper. Maar jij danst, ik natuurlijk ook, we genieten, je vindt het leuk. Dat is het belangrijkste.
De winter was zacht, maar mijn leven bevroor. Tranen van steen. De dagen werden langer en het licht killer. De hartstocht meedogenloos afgesneden. Gedesillusioneerd, bang, geen idee wat me was overkomen. Alleen de pijn, zo onoverzichtelijk dat ik niet anders kon dan geloven dat dit het echte leven was. Onmogelijk te houden van.
“En ik haal mijn hart open
aan de leegte van dagen
die één voor één voor één,
en geen enkele zoals het was.”
En elke keer dat ik desondanks in je armen lag, schreeuwde mijn geweten. Een kreet van wanhoop die ik ten einde raad probeerde te vergeten. Alles werd vlak. En zweeg ten slotte, als een vuur dat doofde in de nacht.
(Fragment: Liesbeth Jansen en Willibrord Huisman, De Lastpost, 2014)
Nielson moest wel even weten dat hij in America was geweest. Hij kreeg een lading bier recht in zijn gezicht. En ook de pianist van The Kik moest het ontgelden.
De sfeer zat er beter in dan ooit. Iedereen was al nat voordat we nog maar iets van Rowwen Hèze hadden gezien.
Een sluierende biernevel kwam neer vanaf de doeken aan het plafond. Blonk in de lichten. Zweten, werken, lachen, huilen, de uitzinnige massa in je rug en voor je op het podium die helden die het ik weet niet hoe elk jaar weer voor elkaar krijgen. Een puzzel die in elkaar valt: het geluid, het licht, de muzikanten, de geur en de altijd weer bijzondere sfeer. Coen en Sander hebben gelijk. Je moet de Slotconcerten minstens één keer in je leven meegemaakt hebben.
Maar voor mij was het al de vijfde keer. Dit wordt nooit saai.
Als ik dat liedje hoor ben ik in trance. Het doek licht op, de rollen kraken. De film waar ik in speelde begint opnieuw. Hoe ik me voelde en wat ik dacht. De warme, dikke, stroperige tijd waardoor ik waadde en hoe ik huilde bij het horen van deze muziek. De vermoeidheid, de pijn en de hoop. Zo verloren als ik was in de realiteit die jij me had laten zien. Hoeveel kracht het me kostte om steeds maar weer tegen mezelf te vertellen dat het goed zou komen. Dat ik altijd aan je dacht maar als ik dit luisterde nooit bij je was. Ik hoor opnieuw de stemmen waar ik steeds zo bang van werd. Verlangen, verdriet en angst.
En dat ik nog niet wist dat ik verraden was, dat de duivel me op de hielen zat toen ik voorzichtig weer durfde zingen en lachen. Dat ik nu, als toeschouwer van mezelf terug in de tijd, niet meer naar dat naderend onheil kijken kan.
Er deint een deuntje in mijn hoofd. Hoe diep de angst ook was en nog steeds zou kunnen zijn, nu komt hij dan toch bovendrijven, wil zich niet steeds verstoppen in mijn lijf. Zingt wat vrolijks, neuriet blij, fleurt me op en zachtjes kietelt hij mij, ik lach.
Hoe bang of verdrietig ik ook was, een liedje laat zich niet voor altijd tegenhouden. Geen melancholie maar een melodie, en het tovert mijn gezicht. Mijn mond zingt mee, alsof ik toch ergens heb onthouden hoe simpel het was voordat de pijn begon. Laat dit liedje het werk maar doen. Veel minder moeilijk dan ik dacht.