Kleuren verlopen
De bloemen vrolijk in het gras,
dicht of open.
Ze bewogen op het doek
voorzichtig maar vastbesloten.
Een aquarel die leefde
als het gaan van de seizoenen
omdat hij in de regen was verzopen.
De bloemen vrolijk in het gras,
dicht of open.
Ze bewogen op het doek
voorzichtig maar vastbesloten.
Een aquarel die leefde
als het gaan van de seizoenen
omdat hij in de regen was verzopen.
In een golf van wanhoop haalde ze uit naar haar eigen arm. Een stekende pijn verlamde de hele linkerhelft van haar lichaam terwijl de punt van haar vulpen onder haar huid verdween. De zwarte inkt wrong zich in dunne lijntjes tussen de cellen.
Meteen was ze met haar gedachten terug in deze wereld. En ze had nu al spijt. Maar het was al te laat, dus ging ze door. Keer op keer, stip na stip, steeds secondenlang haar ogen dicht. Zwart vermengde zich met bloedrood en drupte tenslotte op de kale vloer.
Toen ze klaar was keek ze nog eens goed en haar maag vulde zich met afschuw. De wonden diep en rafelig. Vanaf nu was er niets meer te verbergen, vanaf nu kon ze definitief nooit meer terug naar wat was geweest. Voor altijd leesbaar hoe de gebeurtenissen zich meester van haar hadden gemaakt, ook al had ze zo vaak gedacht dat alles snel weer goed zou komen. De hoop verstomde en ze huilde. Voor altijd een mislukkeling.
Dit vrolijke bericht van drie maanden geleden ben ik in de plotselinge verhuishectiek vergeten te plaatsen. Ik kwam het afgelopen zaterdag ineens tegen in mijn concepten (net als het vorige bericht trouwens, maar in dat geval was het niet echt nodig om dat erbij te zetten). Ik wil het toch nog even kwijt :)
Tren vroeg wat we, zus en ik, dan konden worden met die moeilijke studies van ons. Ik zei niet zo veel, brabbelde iets over onderzoek doen. Nog geen idee dat ik amper twee dagen later een berichtje zou ontvangen uit Twente: we willen je graag. Ik sprong een gat in de lucht. Ik heb weer een onderzoekspositie!
Zo heb je niets, en zo heb je alles. Onwaarschijnlijk hoe snel het kan gaan. Toen nog sceptisch, nu weer blij en trots om onderzoek te mogen doen. Onderzoek dat er toe doet. Ik zou willen dat ik met die trots had kunnen vertellen aan mijn grote idool. Maar die dag komt vast nog ooit.
Ik sliep er bijna niet van, zo greep het me aan. De voorstelling ging verder in onrustige dromen. Huub Stapel, die me zoals hij op het podium stond met een vragende grijns zo aan opa deed denken. Het leven kan zo veel geven, maar ook alles weer afnemen.
Het moet verschrikkelijk zijn om te weten dat je een vorm van dementie hebt en je persoonlijkheid zult verliezen. Al denk ik dat opa dat nooit geweten heeft, omdat het bij hem te laat werd herkend. Misschien maar goed ook.
En dan Rowwen Hèze, de band die het hele verhaal weer perfect in muziek wist te vangen. Met zo weinig woorden vertellen hoe het is en met zo weinig poespas wederom prachtnummers om bij weg te dromen. Heftig was het wel, die avond in de schouwburg, en dat vonden de mannen van Rowwen Hèze zelf trouwens ook. Maar met een gesigneerd album blijven vooral heel veel mooie herinneringen.
Soms vind ik het wel raar dat ik nu postdoctoraal onderzoeker ben. Het is best absurd om te merken dat je niet aan je eigen vooroordelen voldoet. Dat had ik overigens al eerder, toen ik wat impliciete-associatietests deed (aanrader!) en bèta niet met vrouwen bleek te kunnen verbinden terwijl ik toch echt een bètavrouw ben. Maar nu gaat het nog een stapje verder. Voor mij is de typische postdoc niet alleen meestal een man, maar ook een doortastende persoonlijkheid die blaakt van het zelfvertrouwen. Iemand die overal een mening over heeft en zeer zelfstandig is in zijn werk.
Nou, dat ben ik niet. Ik kijk mezelf aan in de vorm van een foto op mijn nieuwe medewerkerspas. Twee bescheiden, ietwat verlegen ogen staren terug. Die foto verraadt alles: dat ik helemaal niet zo doortastend ben, al doe ik heus mijn best om boven mezelf uit te stijgen, maar dat ik al zeker niet overal mijn mening sta te verkondigen en dat zal ik ook nooit doen. Bovendien heeft mijn promotieonderzoek, dat me bovengenoemde zelfvertrouwen en zelfstandigheid had moeten opleveren, misschien wel eerder averechts gewerkt.
Tegelijkertijd ben ik aangenomen voor deze baan door iemand die wist waar hij aan begon. Iemand die wist dat ik weinig kennis heb van dit vakgebied en het blijkbaar prima vindt dat ik nu nog verre van zelfstandig ben, iemand die mijn behoudende blik ook gezien heeft. Dus het mag. Blijkbaar. Het is goed, ík ben goed. Dat is nog even wennen.
Het is zomaar ineens meer dan een maand geleden dat ik voor het laatst een blogpost heb gepubliceerd. Oeps! Dat krijg je van al die verhuisdrukte. Gelukkig is het huis nu eindelijk zo’n beetje klaar, en zit ik hier te typen in een heuse eigen studeerkamer. Dus geen reden meer om mijn blogpauze nog langer te maken. En ik heb ook wel het een en ander te vertellen. Over mijn nieuwe baan, bijvoorbeeld, of gewoon willekeurige dingen die me onwillekeurig te binnen schoten in de afgelopen weken.
Laat ik maar even beginnen met die nieuwe baan dan. Wat een opluchting! Helaas heb ik een tijdelijk contract zonder uitzicht op vast. Maar ik ga wel met volle teugen genieten van de tijd die ik hier in Twente heb. Ik heb hele gezellige collega’s en het is zo fijn om je gewoon uit te leven op een duidelijk gedefinieerd onderwerp, zonder je steeds zorgen te hoeven maken over een proefschrift en of je daar wel genoeg interessante resultaten voor hebt. De stress van het afgelopen jaar is van me af gegleden.
Daarnaast deed mijn vorige baas nog een duit in het opluchting-zakje toen ik vorige week nog één keer naar Nijmegen ging. Leuk om mijn oud-collega’s nog een keer te zien, maar het was buitengewoon vernederend om te merken dat mijn vorige baas totaal geen interesse in mij heeft. Hij was allang weer vergeten dat ik een nieuwe baan heb. In mijn bijzijn wenste hij twee oud-collega’s veel succes met hun nieuwe baan en benadrukte hij hoe trots hij wel niet was op hen, maar over mij wist hij niets vriendelijks te melden. Hij kiest zijn lievelingetjes uit en de rest is zijn aandacht blijkbaar niet waard. Het bevestigt nog maar eens wat ik het afgelopen jaar al aanvoelde. Gelukkig heb ik nu een baas die mij wél serieus neemt.
Het valt zwaarder dan gedacht. Afscheid nemen van Nijmegen en Malden. Deze zomer is het tien jaar geleden dat ik aan de Radboud Universiteit ging studeren. Tien jaar ben ik er gebleven. En nu? Einde tijdperk. Al die mensen die ik heb leren kennen, al die leuke plekken die ik heb ontdekt vaarwel zeggen. En dan die prachtige fijne grote lichte kamer in het rustige en groene Malden. Binnen een week ook verleden tijd. Er is niet eens tijd om nog even te genieten van die laatste dagen, want er moet nog zo veel geregeld worden dat ik er bang van word.
Maar: uit het oog is uit het hart, want als ik niet in Nijmegen of Malden ben heb ik eigenlijk weinig last van die weemoedige gevoelens. Dus hopelijk komt het toch allemaal goed.
Veel mensen hebben een hekel aan de hitte, maar ik vind het eigenlijk wel lekker. Misschien is het omdat ik lange dagen in de airco zit. Als ik dan ’s avonds de buitenlucht tegemoet ga met mijn fiets, is het heerlijk. De wind, koel onder de bomen en warm in de zon. De trappers rond laten gaan op het randje van verzuring in mijn bovenbenen. Wetend dat het zweet me uit zal breken zo gauw ik thuis ben, maar dat is een zorg voor later.

Het was stil, want ik was op vakantie. Nou moet ik eerlijk toegeven dat de stilte wel wat langer was dan de vakantie. Daarover later meer. Eerst moet ik me excuseren dat ik enige frustratie kwijt moet.
Van vakantie vergeet je hoe irritant het kan zijn om door de stad te fietsen. Vooral op een doordeweekse dag om half zes ’s avonds in de buurt van de campus. Vandaag werd ik meteen weer met mijn neus uit de vakantiestemming gerukt en op de feiten gedrukt. Het sloeg werkelijk alles.
Het begon al toen ik de fietsenkelder uit kwam op de universiteit. Nadat ik links en rechts keek of ik het fietspad kon oversteken, kwam er ineens een studente recht op me af gereden die haar hand niet uitgestoken had voordat ze mijn kant op kwam. Ik schrok me het apelazarus.
Zo’n tweehonderd meter verder wilde ik een andere studente gaan inhalen, toen zij ineens naar links uitweek om op het trottoir te gaan fietsen.
Nog eens tweehonderd meter verder kon ik niet doorfietsen over de rotonde omdat een bus pontificaal over het fietspad en het zebrapad stond te wachten op geen idee wat.
Even later fietsten er twee jochies voor me in hun 0,0002de versnelling, en aan hun hele lichaamstaal kon ik zien dat ik ze niet moest gaan inhalen omdat ze linksaf zouden gaan. Maar een hand uitsteken of voorsorteren, ho maar.
Toen ergerde ik me al achterstevoren, omdat ik snel naar huis wilde voor het zou gaan regenen, maar het ergste moest nog komen.
Op een gelijkwaardig kruispunt gebood een moeder haar dochtertje om door te fietsen. Terwijl ik toch echt van rechts kwam. Dit is géén grap. Echt ongelofelijk.
En amper honderd meter verderop reed ik bijna een gast aan die vanuit stilstand ineens zonder te kijken het fietspad op liep. Dat soort suïcidale figuren die voor je fiets springen kom ik overigens uitermate vaak tegen na half zes, vraag me niet waarom.
Gelukkig kon ik daarna een heel eind door het bos fietsen. Dat scheelt een hoop ellende. Maar toen ik het bos uit kwam was daar als klap op de vuurpijl een auto die met 10 km/u voor me langs reed, terwijl de bestuurder me met opgetrokken wenkbrauwen aan zat te staren. Vent, rij door en ga thuis naar je vrouw kijken. Ik ben gewoon iemand die wil oversteken, geen lustobject.
Ondanks al dat gedoe was ik gelukkig toch nog net thuis voor de regen losbarstte. Maar doe me een plezier en gedraag je alsjeblieft in het verkeer. Dat scheelt een hoop ergernis. En ongelukken.