Op de harde vloer voor de oude kast. Eén voor één trek ik de boeken naar buiten. Ze stapelen zich op als oude muren, schots en scheef maar als een beschermende plek waar ik kan schuilen.
Ik weet nog niet wat ik zoek.
Mijn polsen zijn stijf. Ik stop en kijk naar de chaos die zich meester maakt van mij. Naar de stoffige kaften, het geelverkleurde papier binnenin de goedkope roman die open viel. De pagina’s krullen zich verder op. Het komt vast en zeker door de droogte. Ik smacht naar de verlichting die nog steeds op zich wachten laat. Een einde aan de eenzaamheid.
Er is zo veel geschreven, maar wat valt er nog te zeggen? Niemand kan mij vertellen waarom de dagen langer worden in augustus. Waarom mijn ziel niet gewoonweg voor zijn eigen wegen kiest.
Een ekster hupt met grote onhandige sprongen voor me langs over het fietspad. Hij maakt me aan het lachen.
En daardoor dringt ineens die vervelende vraag zich weer aan me op. Waarom vind ik dit grappig, en is grappig genoeg om me een gelukkig mens te voelen?
Dat is de hardnekkige gedachte die standhoudt sinds het vijf jaar geleden ineens zoveel slechter met mij ging. Nodeloos, want ik ben weer gelukkig, en daar hoef ik helemaal geen moeite meer voor te doen. Maar toch kan ik niet geloven dat het vanzelf gaat. Wat is geluk? En is er daarvan wel genoeg in deze oppervlakkige wereld met zijn dagelijkse sleur, waarin vaak dingen grappig zijn, maar ook heel vaak ellendig?
Ik weet het antwoord niet, en dat maakt mij bang. Bang dat het geluk tussen mijn vingers door glipt en ik weer in dat gat glijd. Die angst, die maakt dat het nooit weer helemaal wordt als vroeger. Vroeger, toen gelukkig zijn nog écht vanzelfsprekend was. Omdat ik niet anders wist.
En toch. Misschien gebeurt dit wel twee of drie keer in de week. Meestal op de fiets. En als ik dan thuiskom, de fiets in de schuur zet, word ik al zo snel opgeslokt door diezelfde dagelijkse sleur dat ik het bang zijn binnen de kortste keren weer vergeet.
De hitte likt. Met plakkerig speeksel overal, en de warme wind doet er alleen nog maar een schepje bovenop. De mussen vallen niet van het dak, want er is allang geen mus meer te zien. Ze weten wel beter.
Wij niet. Wij zetten tevergeefs onze airco’s aan, en warmen de aarde daarmee nog verder op. Het gras is geler dan de kanaries die hun hoogtijdagen vieren. We maaien het toch. En als de regen komt spoelt het water in rivieren weg door de straten, maar desondanks zullen we juichen.
We zijn allemaal gek geworden. Terwijl we als zotten met onze uitlaatgassen over de planeet crossen, tellen we op onze rekenmachines met zonnepanelen – uit een donkere lade – terug naar het laatste uur. Waren we niet allang gestoord, dan zijn we het nu, want wie kan er denken met deze temperatuur?
Misschien is het opgevallen dat mijn weblog even offline was. Dat komt omdat ik het tegenwoordig allemaal niet meer zo goed kan bijbenen (beter gezegd is mijn weblog – wegens tijdgebrek, voor velen wellicht herkenbaar – achter de schermen nog erger verwaarloosd dan voor op de schermen). En omdat mijn provider vanalles met mijn webhosting aan het uitspoken is waar ik niet om heb gevraagd, waar mijn weblog momenteel (blijkbaar) niet eens op kan draaien en waar ik binnenkort ook nog extra voor moet gaan betalen. Irritatiefactortje. Maar goed, ik ben weer terug, en dat is het belangrijkste natuurlijk.
En dankzij Jaap heb ik bovendien ook nog plannen om het binnenkort allemaal eens grondig aan te pakken.
Nu nog nieuwe inspiratie krijgen zodat het ook zin heeft. Want zonder schrijfsels kan ik net zo goed helemaal geen weblog hebben. Gelukkig heb ik voor vandaag weer het een en ander zwart op groen (ook al is het niet veel soeps), dus ik zeg welterusten!
Een warme zomeravond. De ramen staan wijd open, een zacht briesje waait door de huiskamer en neemt de bastonen van een band in de verte met zich mee.
Zo’n avond. Ik heb gelijk spijt dat ik niet met mijn vriendinnen bij dat optreden ben. Ik heb geen idee wie, wat, waar of waarom, maar hoe dan ook is het veel te lang geleden dat we lekker hebben gedanst in de gekleurde lichten, blote voeten in het gras, geplukte bloemen in ons haar. Het maakt niet uit wat er precies gespeeld wordt, als er maar beweging in zit. Dan dansen we tot het donker is en langer nog. Zo’n avond waar geen eind aan hoeft te komen, als de muziek is afgelopen kletsen en lachen we tussen de krekels. Fietsen we langzaam naar huis omdat we nooit uitgepraat zijn. Samen kijken naar de maan en sterren op de stoep voor het huis.
En de volgende morgen gewoon vroeg op. Want beter nog dan zomeravonden zijn de koele ochtenden. Een hele dag nog voor je.
Ik gebruik geen Facebook. Dat wisten jullie vast al. De reden dat ik nooit aan Facebook ben begonnen is dat ik al die verschillende social media maar overbodig vond. Om vierkante ogen van te krijgen. Inmiddels heb ik overigens wel allang Twitter, en dus alsnog vierkante ogen, maar gelukkig wel minder vierkant dan in het geval dat ik Facebook én Twitter zou hebben. En een privacyschandaal later ben ik blij toe. Geen Facebook voor mij.
Maar toch heb ik in mijn eerste zin een beetje gelogen. Heel af en toe gebruik ik toch Facebook. Dat zit namelijk zo: ik heb een gedeactiveerd account en de enige reden om het soms een paar dagen te activeren is als ik naar een Rowwen Hèze-concert ben geweest (zoals vorige week). Kijken of er nog foto’s zijn waar ik op sta. Of andere mooie foto’s natuurlijk.
Typisch dat alleen dat bandje waar ik zo verknocht aan ben dit soort dingen voor elkaar krijgt. Toen ik een Twitteraccount aanmaakte was het niet anders: ik wilde ze volgen. En nu ben ik er ook nog achter gekomen dat ze een album op Spotify hebben staan dat ik nog nooit in de winkel heb zien liggen. Al mijn principes gaan overboord door die lui. Waarschijnlijk eindig ik als irritante ouwe stalker die alles ervoor opgeeft en in een aftandse caravan moet slapen met een paar flessen gestolen wijn om enigszins warm te blijven. Gevaarlijke hobby dit.